Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [48]Opdat gij moogt zuigen, en verzadigd worden van de borsten [49]harer vertroostingen; opdat gij moogt uitzuigen, en u verlusten [50]met den glans harer heerlijkheid. 48. Opdat gijlieden moogt deelachtig worden de gaven, die de Heere over zijne kerk rijkelijk zal uitstorten. Zie de aantekening Ps.36:9. 49. Dat is, van haar veelvoudigen troost, waarmede zij de verslagen conscientien vertroost. Zie 2 Kor.1:3,4. 50. Of, met den overvloed harer glorie of heerlijkheid.